‘Ik wil tot het uiterste gaan en alles hier leren kennen’

Hij is net terug uit Nederland, waar hij bij de NOS een cursus volgde. Want beeldtaal, dat is nog nieuw voor schrijvend journalist Joeri Boom. Sinds is 1 juli vervult hij een gecombineerd correspondentschap van NRC en NOS. Geweldig, vindt hij het nieuwe vak zelf. “Ik houd erg van geschreven taal, maar nu heb ik geleerd hoe mooi radio en tv zijn. Uiteindelijk probeer je overal een verhaal te vertellen. En dat is wat ik het liefste doe: uitleggen, mensen wijzen op wat er hier belangrijk is.” Het ging hem niet direct makkelijk af, lacht hij. “Ik ben al in een valkuil van schrijvende journalisten getrapt. Dat ik eerst mijn voice-over tekst schreef en daar dan beelden bij zocht. Ik heb nu geleerd dat dat echt onzin is. Je moet werken met een eigen beeldtaal: de beelden laten spreken en de voice-over gebruiken om mensen te sturen.”

Je werkte altijd als redacteur voor De Groene Amsterdammer. Twee jaar geleden vertrok je als NRC-correspondent naar India. Was dat een bewuste keuze?

Min of meer. Ik werd veertig en kreeg opeens gedachtes als: ben ik straks nog wel interessant voor werkgevers? Ik kan toch niet mijn hele leven bij de Groene blijven? Hoewel het mijn basis is en daar mijn hart ligt: als je te lang blijft zitten word je een ouwe zak die maar niet weg komt bij zijn weekblaadje. Toen heb ik bij NRC kenbaar gemaakt dat ik interesse had in een correspondentschap. En vervolgens diende India zich aan. Ik heb gewoon een brief geschreven en ben op gesprek geweest, maar ik werd het wel. En de ironie was dat ook Afghanistan en Pakistan bij die standplaats horen. Ik had eigenlijk besloten geen oorlogen meer te doen, omdat ik twee dochtertjes heb. Maar stiekem vind ik het ongelooflijk leuk dat ik nog steeds naar die landen mag. Oorlog is verslavend, maar ik ben nu een verantwoorde junk. Ik hoef niet meer vooraan te lopen in de frontlinies. Nu kan ik op een rustige manier zo nu en dan oorlogsjournalistiek bedrijven.

Bram Vermeulen (correspondent in Zuid-Afrika, red.) zei in een interview met DBR dat het eigenlijk niet handig is in de hoofdstad te zitten: de echte verhalen zitten in de dorpjes. Waarom koos jij toch voor New-Delhi?

Bram heeft zeker een punt. Ik heb voor Delhi gekozen omdat je hiervandaan goed de rest van India kunt verslaan. En het is het intellectuele en kunstzinnige centrum van India. Maar ik reis ook zeer geregeld naar het platteland. Dat doe ik inmiddels ook als ik geen vaststaand artikel heb gepland. Vroeger checkte ik alles bij de redactie. Nu ga ik gewoon op reis. Ik bedenk van tevoren wel een paar dingen die ik zou kunnen maken, maar dan zien we daarna wel of dat uiteindelijk belangwekkend genoeg wordt geacht. Dat komt altijd goed. Maar ik ben wel volledig bereid, en er zullen collega’s zijn die me voor gek verklaren, om uiteindelijk zelf te betalen voor een reis die niets oplevert. Dat is een keuze. Dit is mijn vak, maar ik kom er steeds meer achter dat het ook een manier van leven is. Op deze manier journalist zijn is wat ik altijd heb gewild. Nu ben ik 43 en ik doe het gewoon! En ik wil tot het uiterste gaan en alles hier leren kennen. Ik ga binnenkort naar de staat Uttar Pradesh, waar een soort Robin Hood achtige bendes actief zijn. Ik weet niet hoe ik dat in vredesnaam aan de NOS of de NRC ga verkopen. Maar je kunt me er met geen tien paarden weghouden. Ik moet er wel naartoe.

Is er in Nederland voldoende interesse voor India?

Ik heb de indruk dat veel lezers niet perse op India zitten te wachten. Maar bij redacties is het belang van dit gebied volkomen evident. Veel van mijn ideeën krijg ik er doorheen. En ik weet zeker dat er daardoor ook langzaam maar zeker meer interesse bij lezers komt. Maar daar ligt een belangrijke taak. Mijn doel is ervoor te zorgen dat als mensen India zien staan, dat ze niet meteen de pagina omslaan op zoek naar een verhaal over China. Dat betekent dus dat ik hele mooie verhalen moet vertellen en hele interessante onderwerpen moet aansnijden. Ik moet het echt goed doen.

Van de BRIC-landen komt India er vaak toch het slechtst van af. Zelfs de recente verkiezingen leken in Nederland weinig in het nieuws te komen.

Dat vond ik eigenlijk niet. Rond de verkiezingen kreeg ik veel gelegenheid om over India te vertellen. Maar ik kan het vanuit hier misschien niet goed overzien. Waarschijnlijk heeft niet eens te maken met het aantal kolommen in de krant of minuten op de radio. Mensen voelen het belang van India nog niet. In China heb je misschien ook niet altijd zin in, maar daarbij denk je: dat is belangrijk. Het gaat langzaam in India, maar met de nieuwe premier Modi merk je al dat er dingen aan het veranderen zijn. Als die man twee termijnen krijgt zou het hier wel eens heel snel kunnen gaan. Dan kan India qua economische belang op gelijke hoogte met China komen. Dan komen hier veel meer correspondenten en wordt het nog belangrijker dat we op tv, de radio en in de kranten vertellen hoe het hier werkt. Ik zie mezelf als een pionier: ik zit in de overgangsfase.

Voordat Boom in 2012 naar India afreisde, versloeg hij voor De Groene Amsterdammer verschillende oorlogen, waaronder de Nederlandse missies in Afghanistan. In 2010 publiceerde hij daarover het boek Als een nacht met duizend sterren, waarvoor hij in 2011 de Dick Scherpenzeelprijs ontving. In dat boek leverde Boom felle kritiek op de embedded-journalistiek waar het grootste gedeelte van de Nederlandse pers in Afghanistan toe over ging. Ook nu interesseert oorlogsjournalistiek hem nog mateloos. Geweldig, vindt hij het, hoe Vice toegang wist te krijgen tot de strijders van ISIS. ‘Ik had het er laatst nog met iemand over: dat we echt mee moeten met de Nederlandse jongens die naar Syrië en Irak gaan. Die jongens zijn niet gek. Waarom willen ze hun leven op het spel zetten? Dat kun je goed of afkeuren, maar wij zijn journalisten en het is onze taak te laten zien hoe dingen werken. Hoe zit dat? Waar komt die kracht vandaan? Zijn het moordenaars of vechten ze een eerlijke strijd op het slagveld? Dat kun je alleen uitvinden door erbij te zijn. Ik zeg doen!’

Maar het beeld van oorlog wordt bij Vice wel heel rock ’n roll. En ISIS krijgt zo wel een kritiekloos platform.

Het gevaar van meegaan met eenheden, of dat nu Islamitische strijders zijn of Nederlandse militairen in Uruzgan, is dat je je vereenzelvigd met de troepen. Dat is een gevaar. Het is de taak van de journalist om afstand te houden. Je kunt niet het hele verhaal vertellen door alleen maar met een partij mee te gaan. Dus je moet je lezers of kijkers duidelijk maken: dit is een eenzijdig beeld. Maar ik ben er wel voor het te doen. Absoluut. Dat is een kans die je niet mag laten liggen.

Jan Eikelboom waarschuwde in een interview juist voor de neiging van jonge journalisten om enthousiast op gevaarlijke gebieden te duiken. 

Hij heeft ook gelijk. Zeker in oorlogen geldt dat je je heel goed moet voorbereiden. Niet alleen om in leven te blijven, vooral ook omdat je zo makkelijk in de val van de propaganda stapt. Maar ga niet om morele redenen niet, zo van: het zijn jihadstrijders. Bekijk eens goed of dat niet tot de mogelijkheden behoort.

In 2010 pleitte je voor een speciale opleiding voor oorlogsjournalisten.

Ja, dat zou geweldig zijn. Ik heb een serie colleges gegeven op een aantal scholen. En ik weet dat ik niet de enige ben. Een hele opleiding is niet nodig, maar een module van een half jaar waarin een aantal gevierde oorlogsjournalisten vertellen over hun vak. In het ene college vooral propaganda, in het andere wat een goede voorbereiding is. Ik vind het heel belangrijk dat een nieuwe generatie van eind twintigers goed wordt voorbereid. Oorlogen zijn veranderd: moet je kijken hoe gevaarlijk het nu is! Je wordt zo gekidnapt. Toch moet het gebeuren. En dat kun je leren. Oorlog is verslavend. En als je niet terugschrikt voor geweld, en het is heel fout wat ik nu zeg, maar dan is het geweldig. Je leeft to the bone.

Bij een eventuele nieuwe missie, zou de journalistiek dan weer zo gewillig embedded gaan?

Ik weet het niet.De discussie is nooit echt goed gevoerd. Ik vind dat alle hoofdredacteuren, en met name ook die van NRC, nog steeds iets te verantwoorden hebben. Dat ze te makkelijk hun mensen hebben toegestaan om onder voorwaarden van inzage mee te lopen met een gewapende macht, die wij als journalisten in onze democratie juist horen te controleren. Bovendien is er ook steeds minder geld. Maar als je een module oorlogsjournalistiek zou hebben, dan zou ik mijn studenten leren: neem geen genoegen met halve journalistiek. Ga ook aan de andere kant kijken. Je bent redelijk veilig als je werkt met stamhoofden of politiecommandanten die jou in een regio bescherming bieden en vooraf van informatie voorzien. Maak je niet van één afhankelijk maar wees bevriend met een aantal. Maar eigenlijk zou het niets verbazen als er al aardig wat jonge journalisten zijn die nu denken: dat gaan we niet meer doen zoals toen. We werden toen ook overvallen. Er waren maar weinig journalisten die ervaring hadden met oorlogssituaties waarin ze het helemaal zelf moesten uitzoeken. Ik heb mezelf dat geleerd, en goddank kon ik bij wat collega’s als Arnold Karskens terecht voor tips. Die collega’s zijn er steeds meer gekomen. En die hebben steeds harder van zich laten horen, hebben boeken geschreven, in tv-programma’s gezeten, interviews gegeven. En daar kun je van leren. Mijn hoop is echt gevestigd op de nieuwe generatie. Die het gaan doen in Syrië en Irak.

Jeuken je eigen handen nu niet, met al die brandhaarden?

Ja en nee. (lachend) Als Russische tankcolonnes de Oekraïne binnen trekken en Duitsland gaat mobiliseren ga ik wel een paar telefoontjes plegen. Maar wat Jeroen is overkomen (vriend en oorlogsfotograaf Jeroen Oerlemans werd in 2012 in Syrië ontvoerd en na een week vrijgelaten, red.) heeft mij in mijn beslissing gesterkt om alleen nog milde oorlogsjournalistiek te doen. Ik ga niet meer naar die hele heftige gebieden. Want ik heb twee dochters, die het allerbelangrijkste voor me zijn. Er is een nieuwe generatie die het moet gaan doen. Zeg nooit nooit, maar mijn echte oorlogsjournalistiek ligt achter me. Denk ik. Ik ben een afkickende junk. Een relapse is natuurlijk altijd mogelijk.(lacht)

Ten slotte, wat zijn je tips, voor jonge mensen die correspondent willen worden?

Tip één: ga reizen! En besef dat de tijd voorbij is dat je eerst een artikel verkoopt op je blauwe ogen en dat je met dat geld op reis kan. Forget it. Zoek het avontuur op, maak iets, bied het aan. Wees bereid om onderuit te gaan. Maar blijf doorgaan en krijg een voet tussen de deur. En tip twee: wees eerlijk tegenover jezelf als het gaat om je talent. Als je als correspondent wilt rondkomen dan moet je tegenwoordig een bovengemiddeld goede journalist zijn. Daar heb je veel kunde voor nodig, en die kun je opbouwen. Maar een zeker talent kan geen kwaad. Dus als wat je maakt na jaren nog steeds niemand echt aanspreekt, zoek dan een ander vak. En een laatste tip is dat je moet proberen los te breken uit je vaste omstandigheden. Je moet jezelf eerst vrij maken. Ga weg uit je vaste baan, als je die nog hebt. Ga freelancen. Ga de wereld in. Laat het pensioen maar zitten. Neem geen hypotheek en nog even geen kinderen.

 

Vergelijkbare berichten