Nieuw journalistiek gebod: gij zult niet klagen

Westerse media hebben hun rug naar de wereld toegekeerd. Dat schrijft journalist Anjan Sundaram in zijn op-ed voor the New York Times. Buitenlandjournalisten staan steeds verder vandaan bij de mensen en plaatsen waar ze verslag van doen. Zo worden de belangrijkste verhalen gemist. Zijn oplossing: media-outlets moeten nauwer samenwerken met freelancers in plaats van dure correspondenten.

Sundaram arriveerde in de Democratische Republiek Congo (DRC) in 2005 en benijdde de gevestigde journalistenorde. Zij woonden in luxe huizen met bedienden en bewakers. Sundaram had nog geen cent te makken. Hij trok in bij een Congolese familie in één van ‘Kinshasha’s armste, maar levendigste wijken’. Daar was geen elektriciteit of stromend water en de buurtkinderen speelden in het riool. Afzien geblazen dus. Hij schreef een boek over zijn ervaringen.

Fragment van de voorkant van het boek 'Stringer - A reporter's journey in the Congo' van Sundaram (2014)
Fragment van de voorkant van het boek ‘Stringer – A reporter’s journey in the Congo’ van Sundaram (2014, Bron: Penguinbooksindia.com)

Missen we de belangrijkste verhalen?
Sundaram signaleert wat velen al voor hem hebben gedaan: ‘We are missing the story’. De grootste menselijke tragedies worden genegeerd. Hedendaagse buitenlandjournalistiek reduceert ingewikkelde machtsverhoudingen tot simpele verhaaltjes over goed & kwaad. Mensen in conflict of armoede worden te vaak als slachtoffers neergezet en ‘joy is often ignored’. 

Vroeger was alles beter, schrijft Sundaram. Toen verbleven correspondenten nog maanden, zelfs járen, op dezelfde plek om de weerbarstige werkelijkheid aldaar te begrijpen. Nu verslaan ze twintig landen tegelijk en trekken ze als schapen achter elkaar aan. ‘Distant reporting’ noemt hij dat. Hij verlangt terug naar een tijd waarin de journalistieke geboden ‘gij zult onrecht en menselijk lijden, van wie dan ook, openbaren’ nog leidend waren in keuzes van redacties, correspondenten en journalisten.

Maar heeft die tijd ooit bestaan?

De hongerbuiken van Biafra
In 1968 zag de wereld voor de eerste keer massaal hongerbuiken uit Afrika op TV en in kranten. Die beelden kwamen uit Biafra. Nu hoort de regio bij Nigeria, maar in 1967 brak een bloedige strijd uit tussen de leiders van Biafra en de Nigeriaanse overheid. Geschat wordt dat toen een miljoen mensen omkwamen van de honger.

Eén van de aanleidingen van die vele Westerse krantenkoppen is verrassend. De leiders van Biafra kregen na een jaar vechten hun verhaal over brute onderdrukking en honger maar niet op de internationale agenda. Totdat ze MarkPress, een dubieus PR bedrijf uit Geneve inhuurden to sell the Biafran story. Het bedrijf leverde scripts en beelden aan honderden outlets en organiseerde tours voor Europese journalisten naar Biafra.

Bekijk de prachtige archiefbeelden van de BBC over de rol van MarkPress in de creatie van de Biafran story in een blogpost van Adam Curtis (scroll iets naar beneden in de blog voor het filmpje) over de historie van verslaggeving van humanitaire rampen.

Still uit de archiefbeelden van BBC over de rol van MarkPress in de oorlog in Biafra
Still uit de archiefbeelden van BBC over de rol van MarkPress in de oorlog in Biafra (Bron: BBC)

De campagne van MarkPress was effectief: in de Westerse wereld ontstond ophef en woede over de situatie in Biafra. Maar zelfs meer dan 40 jaar geleden was een menselijke tragedie an sich niet genoeg om de aandacht van journalisten en hun editors te trekken.

Sinds jaar en dag worden belangrijke verhalen gemist. Gelukkig bestaan in die twijfelachtige geschiedenis ook genoeg uitzonderingen. Het zijn journalisten die uitblinken in oorlogen en rampen een menselijk gezicht te geven – zonder de ingewikkelde context waar ze in leven teniet te doen. Denk aan Martha Gellhorn tijdens de Spaanse Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog, John Pilger in Vietnam of Dahr Jamail met zijn boek over de oorlog Irak.

Buitenland- of  conflictjournalistiek was vroeger niet beter, wel een stuk overzichtelijker (zonder een overkill aan digitale informatie en wannabe war journalists aan de frontlijn in Syrië).

De notie van nabijheid
Dan naar de oplossingen van Sundaram. De sleutel naar kwaliteitsjournalistiek ligt volgens hem in ‘proximity’. Media outlets moeten nauwer met freelancers en stringers samenwerken, zodat ze langer en dichter bij de mensen kunnen blijven die ze verslaan. Sundaram weet door zijn DRC-ervaring precies hoe dat moet:

“I shared with my host family the only meal they ate each day. (…) I was present when their baby first crawled”.

Als er een direct verband tussen nabijheid en kwaliteit bestaat, dan zouden buitenlandse freelancejournalisten overbodig zijn. Als er niet zoiets bestaat als te dichtbij (Sundaram schrijft niet over ethische bezwaren of veiligheidsoverwegingen) zijn, dan hebben we in burgerjournalistiek de heilige graal gevonden. Nabijer dan dat gaat het niet worden.

Daarbij: de notie van nabijheid staat sinds 2006, toen Sundaram met zijn gastfamilie om tafel zat, op zijn kop. Journalisten hebben nieuwe tools om zonder fysieke nabijheid een deel van hun werk goed te doen. Als je de gevaren van ongecheckte Tweets, tekortkomingen van een Skype-interview of encrypted emails goed begrijpt, is die digitale nabijheid juist een van de spannendste dingen die freelancejournalisten is overkomen de afgelopen jaren.

Zielepoot
Maar er is nog iets anders aan de hand. Sundaram doet precies datgene waar hijzelf nog zo voor waarschuwt: een groep mensen, freelancers in dit geval, als slachtoffers wegzetten. Met zichzelf centraal in het verhaal als grootste zielepoot. Je moet wel gek zijn om freelancejournalist te worden als je Sundaram mag geloven:

“To make matters worse, shortly after arriving I was robbed at gunpoint”. (…)
“I found myself hiding in an old margarine factory, relaying news to the world”. (…)
“Make no mistake: Life as a stringer, even for those eager to report from abroad, is daunting. It’s dangerous, the      pay is low and there is little support”.

Zorgen over de status freelancers zijn legitiem. Sundaram is geen voice in the wilderness, ik ken veel (jonge) journalisten die zich zorgen of boos maken over hun veiligheid of vergoedingen. Een klaagzang is alleen niet de beste manier om die zorgen op de agenda te zetten. Where is the joy? Er zijn nog nooit zoveel mogelijkheden geweest om je verhalen te vertellen – nog nooit zo’n rijkdom aan @bronnen. En daar sta jij, stringer of freelancejournalist, middenin. Wat een voorrecht.

Een aanwijzing dat er heus nog hoop is voor buitenlandjournalistiek is komt van de legendarische longread ‘The Dream Boat’ (November 2013, de New York Times). Luke Mogelson schrijft en de Nederlandse freelancer Joel van Houdt levert beeld.

De twee journalisten reizen weken undercover met een groep – voornamelijk Iraanse en Afghaanse – asielzoekers mee die een levensgevaarlijke en illegale oversteek van Indonesië naar Australië maken. Mogelson en van Houdt nemen ongelofelijk veel (te veel?) risico’s en staan doodsangsten uit op het dek van het gammele bootje. Over afzien en nabijheid gesproken.

Wat het artikel zo goed maakt, is dat de journalisten hun eigen zorgen of leed niet centraal stellen. Laat staan zichzelf op de borst kloppen over de risico’s die ze nemen. Dat zou een nieuw journalistiek gebod moeten worden.

Verdraaid goed zijn in wat je doet, excelleren zoals Gellhorn of van Houdt, is de beste troef om redacties of het publiek te overtuigen dat je hun steun verdient. Want in slachtoffers wil immers niemand investeren.

Vergelijkbare berichten