|

Afrikaans

Het Afrikaans Monument bij het plaatsje Paarl in de Kaap

Het Afrikaans is een aparte taal. Ik word er hier in Zuid-Afrika dagelijks mee geconfronteerd. Niet zozeer omdat nu zoveel mensen in mijn omgeving Afrikaans spreken, maar omdat iedereen altijd van mij wil weten of ik die taal als Nederlander kan verstaan.

Ik antwoord dan dat ik Afrikaans kan lezen, en dat ik de taal kan verstaan als Zuid-Afrikanen langzaam praten en er niet te veel slang doorheen gooien. Maar dan nog kost het de nodige energie en moeite.

Want het Afrikaans mag dan (deels) van het Nederlands afstammen, de omschrijving ‘als een soort Nederlands dialect’ klopt niet. Afrikaans is veeleer een creoolse taal, een taal dus die is ontstaan uit een samensmelting van verschillende talen, waaronder het Nederlands. Of zoals David van Reybrouck het treffend omschrijft in zijn boek De Plaag:

Ik had steeds gedacht dat Afrikaans een goedbewaard, onafhankelijk geëvolueerd oud-Hollands dialect was dat alleen door blanken werd gesproken en op het punt stond om te verdwijnen. Het kwam op mij over als zeventiende-eeuws Amsterdams, gesproken door een zevenjarige jongen die bovendien nog eens terminaal ziek was. Allemaal fout, zo blijkt.

Baby-Dutch
Opmerkelijk toch, dat Nederlanders (en Belgen) Afrikaans vaak zien als een of ander kindertaaltje. Zo omschreef ik het ook lange tijd tegenover mijn Zuid-Afrikaanse vrienden: “Afrikaans is baby-Dutch.”

Dat is niet zo vreemd. Bill Bryson schrijft in zijn boek Mother tongue, over de geschiedenis van het Engels, dat creoolse talen bijna altijd kinderlijk aandoen. Hun structuur vertoont doorgaans veel overeenkomsten met de taal die kinderen tussen de twee en vier jaar brabbelen. Creoolse talen kennen vaak dezelfde grammaticale fouten, dezelfde versimpelingen en zaken als de dubbele ontkenning, zo ook het Afrikaans. “Ek wil nie eet nie” is bijvoorbeeld Afrikaans voor “Ik wil niet eten”.

Deze kinderlijke structuur maakt dat sprekers van niet-creoolse talen vaak neerkijken op zo’n idioom. Onterecht, stelt Bryson, want creoolse talen kunnen wel degelijk even subtiel en gevarieerd zijn als de talen waaruit ze zijn ontstaan. Dat geldt ook voor het Afrikaans. Dat Afrikaanse werkwoorden geen verbuiging kennen, het Afrikaans de laatste letter van veel woorden weglaat en dus de eerder besproken dubbele ontkenning bezit, doet niets af aan haar linguïstische rijkdom.

Overdreven trots leidt tot ridiculisering
Dat begrijpt Van Reybrouck ook. Hij schrijft aansluitend op de eerder geciteerde passage:

Het hoofdbestanddeel [van Afrikaans] was inderdaad zeventiende-eeuws Hollands, maar in de etnische smeltkroes die de Kaap was, werd het vermengd met het Maleisisch en het verbasterd Portugees van de Aziatische slaven en het Khoi van de plaatselijke bevolking. De meeste linguïsten zijn het er nu over eens dat creolisering een veel belangrijker factor was in de totstandkoming van het Afrikaan dan spontane ontwikkeling uit het Hollands.

Ook het Engels deed nog een duit in het zakje. Van Reybrouck:

Wou het Afrikaans enige overlevingskansen hebben, dan moest het gedijen op een zo eenvoudige grammatica en syntaxis: werkwoorden die nauwelijks vervoegd werden (ek werk, jy werk, ons werk), een onvoltooid verleden tijd die niet bestaat (‘ik kwam’ is altijd ek het gekom), sterke werkwoorden die ontbreken (kopen, gekoop) en een woordvolgorde van de bijzin die het Engels volgt (ek denk hy het geloop).

Het enige wat dus eigenlijk echt vreemd blijft aan het Afrikaans, is (naast zijn negatieve connotatie als ‘taal van de apartheid’) het feit dat de Afrikaners een heus monument bouwden voor hun taal: het Afrikaans Monument bij Paarl. Niet alleen is dat monument oerlelijk, het is ook het enige monument ter wereld voor een taal. Wat overdreven, lijkt me. Wat potsierlijk zelfs. Het is waarschijnlijk vooral deze overdreven trots die het zo leuk maakt voor Nederlanders en Belgen om de taal te ridiculiseren.

Vergelijkbare berichten