De (jonge) correspondent aflevering 28: Windy Kester – ‘Als freelancer ben je niet alleen journalist, maar ook je eigen koffiedame, reisbureau en adverteerder’
Elke week praat De Buitenlandredactie met een correspondent over zijn of haar werk. Wat trok hen om buiten de Nederlandse grenzen te gaan werken en welke tips geven ze aan vakgenoten die hetzelfde ambiëren? Deze week: Windy Kester.
Bio: Windy Kester (1977) greep als student elke gelegenheid aan om naar het buitenland te gaan. Als beginnend journalist ging ze onder anderen naar Ierland, Litouwen en Denemarken. Na acht jaar correspondentschap in Oslo woont en werkt ze nu vanuit een boerderij in Lillehammer, Noorwegen.
Hoe ben je correspondent geworden?
“Ik ben in juni 2001 vertrokken met het idee het een jaartje te proberen. Ik stuurde de GPD een brief dat ik vanaf dan en dan in Oslo zou wonen en kon eigenlijk meteen verhalen maken. Na verloop van tijd kwamen er opdrachten bij en dat ene jaartje zijn er inmiddels al meer dan elf.”
Waarom Scandinavië?
“De duidelijke seizoenen, koude winters, de donkerte en leegte en de wat stugge mensen die toch warm blijken als je ze eenmaal kent, trokken mij altijd al. Tijdens mijn laatste studiejaar volgde ik het programma ‘Europe in the World’ waarvoor ik een half jaar in Denemarken woonde. Daar kwam ik een Noor tegen. Inmiddels zijn we getrouwd en hebben we twee dochters.”
Hoe lang denk je daar nog te blijven?
“Ik denk eigenlijk niet dat ik nog wegga. Misschien dat we ooit nog een tijdje in Nederland gaan wonen, bijvoorbeeld omdat mijn man daar correspondent wordt voor Noorse media, maar de basis blijft hier.”
Wat deed je voor het correspondentschap?
“Tijdens de School voor Journalistiek in Utrecht werkte ik in de weekeinden en vakanties al bij De Gelderlander en daar kon ik na mijn studie meteen aan de slag. Maar na een jaar begon het te kriebelen, ik wilde iets anders en Oslo was een natuurlijke keuze omdat mijn liefde daar woonde.”
Welke verhalen wil jij als correspondent vertellen?
“De link leggen tussen Scandinavië en Nederland, reportages maken en het nieuws duiden. Dit doe je anders als je in een land woont dan wanneer je vanachter een bureau in Amsterdam of Zutphen een verhaal schrijft.”
Waar moest je het meest aan wennen toen je in Noorwegen ging wonen?
“De korte werkdagen. De meeste mensen gaan om half vier, vier uur al naar huis. Tegelijkertijd zijn officiële bronnen, zeker voor buitenlandse media, relatief makkelijk toegankelijk. Een luxeprobleem was ook het lange ouderschapsverlof. Je krijgt als kersverse ouders een jaar betaald verlof, maar er is natuurlijk geen Nederlandse opdrachtgever die begrijpt dat jij een jaar lang nee zegt tegen het maken van artikelen omdat de staat je salaris betaalt.”
Wat is het moeilijkste aan werken in Noorwegen en omstreken?
“De onkosten laag houden. Het prijsniveau ligt een stuk hoger dan in de rest van Europa, dus je bent aan reis- en verblijfkosten al snel veel geld kwijt als je op reportage gaat. Aan de andere kant: hier hoef je geen dure verzekeringen te hebben zoals in oorlogsgebieden. Bovendien heb je automatisch een ziektekostenverzekering als je een verblijfsvergunning hebt.”
“Een uitdaging die denk ik geldt voor alle correspondenten die al lang in een land wonen: je blijven verwonderen over de dingen die voor jou inmiddels alledaags geworden zijn. En proberen de koppeling naar Nederland te blijven maken, hoewel Nederland soms echt een ver van mijn bed show is.”
Op welke productie ben je tot nu toe het meest trots?
“Als ik een deadline haal die eigenlijk niet mogelijk is, geeft dat een lekker gevoel. Verder was het bijzonder er bovenop en middenin te zitten toen Breivik vorige jaar zijn aanslagen pleegde. Het was soms schipperen tussen sensatie en integer zijn met betrekking tot de slachtoffers, maar ik denk dat dat wel gelukt is.”
En op welke absoluut niet?
“Het gebeurt wel eens dat ik dingen op de radio zeg waarvan ik later denk: dat had je wel wat beter kunnen formuleren. Dan ben ik er van overtuigd dat ik een goed Nederlands woord gebruik, maar weet niemand waar ik het over heb omdat ik het verbaster of te letterlijk vertaal. Verder weet ik dat ik veel actiever zou moeten twitteren, maar ik ben er nog niet uit of ik dat wel wil.”
Wie zijn je opdrachtgevers? Doe je er ook niet-journalistiek werk naast?
“Als freelancer: ‘iedereen die me hebben wil’. De laatste jaren zijn er veel losse, eenmalige klussen bijgekomen, waaronder ook Noorse opdrachtgevers, die betalen overigens een stuk beter dan Nederlandse, maar echt regelmatig werk ik voor de GPD, BNR en Radio 2. Daarnaast maak ik vier keer per jaar het blad voor de Nederlandse Vereniging in Oslo. Wat niet-journalistiek werk betreft doe ik soms vertaalwerk, heb ik een tijd als kok gewerkt, als lerares op de Nederlandse school en ook een aantal Noorse diplomaten die in Den Haag rondlopen, hebben van mij Nederlandse les gehad.”
Hoe onderscheid je jezelf van andere correspondenten in Scandinavië?
“We zijn natuurlijk vaak met hetzelfde bezig omdat er nu eenmaal onderwerpen zijn waar je niet omheen kunt. Gelukkig zitten we allemaal in andere landen, waardoor we net allemaal een andere blik op het nieuws hebben.”
Hoeveel uur per week werk je gemiddeld? Wat is de verhouding bureau-/veldwerk?
“In principe werk ik nu vier dagen per week maar dat kan als ik uren tel best meer of minder zijn. Ik wil in ieder geval een keer per week de deur uit voor een interview, reportage of desnoods werklunch of in het uiterste geval het lezen van de buitenlandse kranten in de bibliotheek. Alles om even weg te zijn achter het bureau.”
Op welke manieren gebruik je als journalist sociale media en waarom?
“Ik schrijf wel regelmatig op Facebook waar ik aan werk en zoek daar ook vaak bronnen of cases, maar dat is toch vooral ‘onder vrienden’. Maar ik zou actiever kunnen zijn. Ik hou er niet van om mezelf op de voorgrond te schuiven en twitteren voelt wel een beetje zo. Daarnaast vind ik dat je niet een beetje kunt twitteren, je moet het dan ook goed en veel doen. Ik weet niet of ik daar dag en nacht mee bezig wil zijn.”
Wat betekent het einde van de GPD voor jou?
“De GPD was mijn grootste opdrachtgever dus het wegvallen betekent onrust. Opnieuw investeren in contacten. Het betekent nog even onzekerheid over wat en hoe vaak de ‘opvolger’ De Persdienst wil afnemen en wat de voorwaarden zijn. Aan de andere kant is het ook een goed moment om eens na te denken over wat ik zelf eigenlijk wil. Specialiseren in bijvoorbeeld olie- en energieverhalen? Meer Noorse opdrachtgevers zoeken? Zijn damesbladen leuk? Of zal ik iets heel anders gaan doen?”
Wat is jouw gouden tip voor journalisten die correspondent willen worden?
“Besef je dat je als freelancer niet alleen journalist bent, maar ook je eigen koffiedame, reisbureau, boekhouder, verkoper, adverteerder, technicus, postbode… Dat moet je leuk vinden en daar moet je tijd voor uittrekken.
“Leer de taal van het land waar je heen gaat zodat je mensen dichter op de huid kunt zitten en er meer deuren voor je open gaan. Kijk voor afnemers verder dan alleen de Nederlandstalige media. Werk samen met andere buitenlandse correspondenten die ook in jouw land verblijven. Dat is gezellig, want je hebt eindelijk collega’s, en handig, want je bent geen concurrenten van elkaar en toch met hetzelfde verhaal bezig.
“En meld je aan bij de Stichting Lira, die behartigt je leenrechten en reprogelden en zorgt voor extra poen. Ik vul meestal aan het begin van het jaar een overzichtje in met wat ik het jaar ervoor geproduceerd heb en krijg dan in december, als ik het al lang weer vergeten ben, zo maar ineens honderden euro’s extra gestort. Ik zie het als mijn kerstpakket. Want dat krijg je natuurlijk ook niet als freelancer.”
Lees ook in de serie De (jonge) correspondent:
Aflevering 1: Fleur de Weerd in de Oekraïne
Aflevering 2: Wies Ubags in Colombia
Aflevering 3: Leonie van Nierop in Israël en de Palestijnse gebieden
Aflevering 4: Alex Hijmans in Brazilië
Aflevering 5: Pieter Van Maele in Suriname
Aflevering 6: Niels Kraaier in Australië
Aflevering 7: Harald Doornbos in het Midden-Oosten
Aflevering 8: Guus Valk in Washington
Aflevering 9: Geert Jan Hahn in Kiev
Aflevering 10: Stéphane Alonso in Warschau
Aflevering 11: Mark Schenkel in Oeganda
Aflevering 12: Olivier van Beemen in Parijs
Aflevering 13: Peter Scheffer in Buenos Aires
Aflevering 14: Dirk Wanrooij in Cairo
Aflevering 15: Titia Ketelaar in Londen
Aflevering 16: Eduard Padberg in Cairo
Aflevering 17: Fernande van Tets in Beiroet
Aflevering 18: Arne Doornebal in Oeganda
Aflevering 19: Henk Hirs in Boedapest
Aflevering 20: Jan Franke in Tel Aviv
Aflevering 21: Chantal Groothengel in Los Angeles
Aflevering 22: Michiel Philippart in Londen
Aflevering 23: Olaf Koens in Moskou
Aflevering 24: Thalia Verkade in Moskou
Aflevering 25: Miriam Mannak in Kaapstad
Aflevering 26: Eveline Bijlsma in Parijs
Aflevering 27: Jan Eikelboom