Al Azhar park in Cairo | Copyright Ester Meerman
|

De ‘je-weet-wel’-ziekte

Ik vermoed dat ik in de afgelopen twee jaar in Caïro meer mensen heb leren kennen dan in de rest van mijn leven bij elkaar. Het is niet alleen een komen en gaan van buitenlanders, ook in mijn Egyptische vriendenkring is het verloop door (tijdelijk) vertrek naar het buitenland hoog.

Een van de mensen waar ik een tijdje geleden veel mee optrok is Mohammed, een beetje dikkige Egyptenaar van achter in de twintig, en vrij flamboyant homo. Half Egypte heet Mohammed, dus deze is vooral bekend onder zijn bijnaam Foefoe.

We spenderen menig avond in een van de vele lokale homo-hangouts in downtown, waarbij Foefoe me in geuren en kleuren over zijn laatste veroveringen verteld. We discussiëren urenlang over het taboe op homoseksualiteit in Egypte. Foefoe’s ouders weten niet dat hij homo is, ‘maar ze zijn ook niet blind’, zo denkt hij.

Zwitserland
Als ik me begin 2012 definitief in Caïro vestig woont Foefoe inmiddels in Zwitserland. De eerste maanden is hij bij een grote NGO in dienst als stagiair, maar al snel wordt hij als vaste kracht aangenomen. Het contact verwatert.

Een paar weken geleden kom ik als ik een kroeg in stap Amir tegen, een goede vriend die ik al een tijdje niet heb gezien. Tot mijn stomme verbazing duikt achter zijn rug Foefoe opeens op. Hij is een paar dagen terug in het land om zijn paspoort te laten vernieuwen. Het is al laat en Amir staat net op het punt om hem naar huis te brengen. We praten een paar minuten bij en nemen dan afscheid met de belofte nog voor Foefoe weer naar Zwitserland vertrekt iets af te spreken. Helaas komt het er niet van.

Een paar dagen later vertel ik Amir in een van mijn favoriete lokale theehuizen hoe leuk ik het vond om Foefoe weer tegen het lijf te lopen. “En hij zag er zo goed uit! Zwitserland heeft hem overduidelijk goed gedaan”, vind ik. Amir blijft stil. “Foefoe was altijd al goed in toneelspelen”, zegt hij na een lange stilte. Ik kijk hem niet-begrijpend aan.

Ziek
“Het gaat helemaal niet goed met Foefoe”, gaat hij verder. “Foefoe is ziek. Erg ziek.” Mijn maag draait zich om. Ik weet al wat er komen gaat. Amir en ik blijven een paar minuten stilzwijgend tegenover elkaar zitten. “Het is de je-weet-wel-ziekte”, vervolgt Amir tenslotte. “Die ziekte die alleen, eh, mensen van Foefoe’s soort krijgen.”

Ik kijk Amir geïrriteerd aan. “AIDS”, zeg ik overdreven luid. Het wordt verdacht stil in het koffiehuis waar we zitten. Amir kijkt me verschrikt aan. “Niet zo hard!”

Op AIDS rust in Egypte zo ongeveer een nog groter taboe dan op homoseksualiteit. De misverstanden omtrent de ziekte zijn enorm. Handen schudden met iemand die besmet is zorgt ervoor dat jij ook besmet raakt; alleen vrouwen kunnen het HIV-virus doorgeven; AIDS komt alleen voor onder homo’s; aldus een rondvraag in mijn Egyptische vriendenkring.

Verstoten
Mensen met HIV/AIDS worden vaak verstoten door hun familie en vormen paria’s binnen de gemeenschap. Artsen weigeren ze te behandelen en chirurgen durven hen niet te opereren, uit angst voor besmetting.

Volgens officiële statistieken is minder dan een procent van de Egyptische bevolking besmet met HIV, onder homoseksuele mannen zou dit zes procent zijn. Maar gezien het sociale taboe dat op de ziekte rust is het aannemelijk dat dit cijfer hoger ligt. Condoomgebruik in Egypte is bovendien spectaculair laag en de kwaliteit van de medische zorg is verontrustend.

Een Nederlandse vriend vertelt graag het verhaal hoe hij na een paar dagen vol hevige rellen bloed ging geven in een Caireens ziekenhuis, omdat er een tekort aan bloed was voor de vele gewonden. “Heb je HIV of AIDS?” vroeg de zuster hem. “Nee, daar ben ik net van genezen”, meldde mijn vriend. “Mooi”, zei de verpleegkundige. En hup, daar ging de naald zijn arm in.

Medicijnen
Het is een geluk bij een ongeluk dat Foefoe in Zwitserland woont. Hij krijgt zijn medicijnen vergoed en is omringd door begripvolle vrienden. Maar wat als hij ooit terug naar Egypte komt? Zijn ouders weten officieel nog steeds niet dat hij homo is, al heeft zijn moeder hem al wel laten weten dat hij ‘er niet meer in komt’ als hij haar de waarheid zou vertellen over zijn geaardheid.

Van de weinige Egyptische vrienden die Foefoe over zijn ziekte verteld heeft, die waarvan hij verwachtte dat ze er begrip voor kunnen opbrengen en hem zouden bijstaan, hoort hij bijna niks meer. Zelfs Amir, die Foefoe al sinds de basisschool kent, is een stuk terughoudender in zijn contact.

Over het taboe op HIV en AIDS in Egypte is in 2011 een mooie speelfilm gemaakt, getiteld Asmaa.

Vergelijkbare berichten