Van de straat in Ayacucho
Verslaggeefster Sytske Jellema reist voor radioprogramma De Andere Wereld drie weken door Peru. Daar maakt zij voor de IKON onder meer een reportage over een groot mijnbouwproject waar een Amerikaanse multinational de dienst uitmaakt. Ze houdt voor De Buitenlandredactie een dagboek bij over haar belevenissen:
Alex is zijn naam. Hij is klein voor zijn veertienjarige leeftijd en draagt een grote witte pet. Zijn ogen zijn rood van de lijm die hij snuift. Om de paar minuten houdt hij het zakje voor zijn neus, verborgen achter de witte pet. Hij rooft, schooit en zingt om geld te krijgen voor zijn verslaving en voor eten.
Alex is een van de straatjongens in Ayacucho, een stad op 2750 meter hoogte in het Andesgebergte, op zo’n negen uur rijden van Lima. De gelijknamige provincie Ayacucho vormde in de jaren tachtig en negentig het bolwerk van de terroristische organisatie Het Lichtend Pad. Dit gewelddadige verleden is onder de oppervlakte nog steeds voelbaar, en vormt indirect de oorzaak voor het bestaan van de zwerfjongeren.
Ayacuchonitos zwijgen over familieleden die nog altijd vermist zijn, of koelbloedig werden vermoord. Boeren die vanwege het terrorisme op het platteland naar de stad uitweken, zitten werkloos thuis in de achterbuurten van Ayacucho. Uit wanhoop, frustratie of beide grijpt men naar de fles.
Hoe meer er gezwegen wordt, hoe meer caña – een goedkope suikerrietdrank met meer dan tachtig procent alcohol – er gedronken wordt. En daar worden hun kinderen vervolgens weer het slachtoffer van.
Huiselijk geweld, misbruik en gebrek aan stabiliteit zorgen ervoor dat jongeren hun huis ontvluchten en uiteindelijk op de straat terecht komen.
Elke avond gaan straatwerkers van de Nederlandse stichting Los Cachorros (wat jonge honden betekent) de straat op in Ayacucho om jongens als Alex opvang voor de nacht aan te bieden.
Vanavond is het de beurt aan straatwerker Antonio. Hij loopt de winkelstraten af en kijkt naar binnen bij goedkope restaurants. Gokhallen worden gecheckt en vervolgens wacht hij een tijdje op de trappen van de telefoonwinkel. Hier verzamelen de straatjongeren ’s avonds om het plan voor de nacht op te stellen. Alex komt al snel aangelopen en wordt uitgebreid begroet door Antonio. “Ga je mee?”, vraagt Antonio, maar daar moet Alex even over nadenken. Het is een kat-en muisspel, waarbij Alex elke avond moet kiezen tussen vrijheid en geborgenheid.
Alex rent weg, Antonia loopt rustig achter hem aan. Alex verstopt zich om te snuiven, terwijl Antonio aan de overkant van de straat wacht. Als Antonio na een uurtje terugloopt richting het opvangcentrum, loopt Alex met hem mee.
Een uur later zie ik hem schoon gedoucht in een witte Snoopy-pyjama in de huiskamer van Los Cachorros zitten. Antonio geeft hem een dikke welterustenknuffel en vist zijdelings nog even een zakje lijm uit z’n broek. Morgen is de straat weer van Alex, vannacht is Alex even van de straat.
Lees ook:
Dagboek van Sytske Jellema in Peru: meer Nederlandse gevangenen in Lima dan alleen Joran van der Sloot
Dagboek van Sytske Jellema in Peru: ben ik gringa of compañera?