|

Ongelijkheid

Het standbeeld van Nelson Mandela dat uitkijkt over de stad Bloemfontein.

‘Je herkent me?’ vraagt de bewaker voor mijn parkeergarage in Johannesburg ongelovig als ik hem heb begroet en heb gevraagd waar hij de afgelopen dagen was. De parkeerwachter toont zijn breedste grijns, terwijl hij voorzichtig door het zij-raampje van mijn auto gluurt. ‘Ik was een paar dagen vrij,’ zegt hij. ‘Maar je herkent me dus?’

‘Natuurlijk herken ik je,’ antwoord ik op mijn beurt verrast, ‘Jij herkent mij toch ook? En jij ziet een stuk meer automobilisten per dag de garage inrijden dan dat ik parkeerwachters zie. Ik hoef maar zo’n zes gezichten te onthouden.’

Ik voel me onprettig bij het gesprek. De blijdschap van de parkeerwachter (alleen maar omdat ik hem herken) is oprecht. Maar dat hij kennelijk dacht dat ik hem geen blik waardig gun, ondanks het feit dat ik hem elke dag begroet, dat ik hem na drie maanden nog steeds niet zou herkennen, maakt me ongemakkelijk. Kennelijk dacht hij dat ik dwars door hem heen kijk.

Berusten in een gevoel van ongelijkwaardigheid
Tijdens onze paar zinnen vroeg ik mij af hoe het leven van zo’n parkeerwachter er uit ziet – als je dus verwacht dat niemand je gezicht onthoudt, zelfs niet als hij je zo’n tien keer per week ziet. Dat lijkt mij een vervelend gevoel. Ik ga er altijd vanuit dat mensen die ik onthoud mij ook wel zullen onthouden. Niet mijn naam, maar toch op zijn minst mijn voorkomen.

Als je er van uit gaat dat iemand je nooit herkent, maar jij hem of haar wel, dan berust je in een gevoel van ongelijkwaardigheid, lijkt me. Dat vind ik naar, aan welke kant van de veronderstelde ongelijkwaardigheid ik me ook bevind.

Zuid-Afrika is echter een land dat bol staat van hedendaagse ongelijkwaardigheid (economisch gezien) en veronderstelde (immateriële) ongelijkwaardigheid in het verleden (apartheid). En heel wat protesten, criminaliteit en klaagzang ten spijt, een groot deel van de circa 50 miljoen Zuid-Afrikanen lijkt zich daar simpelweg bij neer te leggen.

‘Gelijkheid van alle mensen is het meest wezenlijke van democratie’
Ik las afgelopen week het boek ‘Dag Afrika’ van Marcia Luyten. Haar valt in andere landen in Afrika eenzelfde soort berusting op. Zij haalt in dat kader het boek ‘De la démocratie en Amérique’ van Alexis de Tocqueville aan. Daarin zegt die Franse denker dat het meest wezenlijke van de democratie de gelijkheid van alle mensen is.

Luyten schrijft vervolgens: ‘Klinkt als een triviale observatie, maar als hij [De Tocqueville] uitlegt welke gevolgen dat principe heeft voor een samenleving, wordt het interessanter. De vooruitgangsgedachte, zegt De Tocqueville, is het logisch gevolg van de gelijkheid van alle mensen. Wanneer de leden van een samenleving zijn ingedeeld naar stand, klasse, stam of religie, ligt de verdeling van posities en kansen vast. “Daar haalt niemand het in zijn hoofd te vechten tegen een onontkoombaar lot.” Weten mensen zich gelijk, dan ligt voor iedereen de weg open naar “zelfvervolmaking”.’

Zuid-Afrika is een ‘bedreigde democratie’
Zuid-Afrika is een democratie, maar wel een ‘bedreigde democratie’, zoals hoogleraar Daryl Glaser mij eind vorig jaar vertelde. Het ANC regeert al sinds 1994 alleen het land, en stelt teleur. Steeds meer Zuid-Afrikanen keren zich af van de politiek. Zij zien slechts zelfverrijking van de top, terwijl zij zelf arm blijven. Ze hebben het gevoel niet te worden gezien door politici, die dwars door hen heen lijken te kijken.

Slechts heel even voelden Zuid-Afrikanen zich allemaal gelijk, rond 1994, met president Nelson Mandela als verpersoonlijking van dat gevoel. Een gevoel dat alles mogelijk was, dat zelfontplooiing en zelfvervolmaking eindelijk binnen ieders handbereik lagen: arm en rijk, zwart en blank. Ondertussen is de berusting in het ongelijke lot alweer grotendeels terug. Wellicht wordt het tijd voor een nieuwe revolutie.

Vergelijkbare berichten