Een man kijkt vanaf Marokkaans grondgebied uit over de Spaanse enclave Ceuta. Foto Rik Goverde
|

Op zoek naar migranten in Tanger

Vorige week maandag toog ik naar de havenstad Tanger. Mijn doel: een reportage maken over de migranten die vanuit die stad en andere plekken aan de noordkust van Marokko over willen steken naar Europa.

Vanuit Tanger varen ze in gammele bootjes uit. Bij de plaatsen Ceuta en Melilla – allebei Spaanse enclaves in Marokko – proberen ze soms met honderden tegelijk de hekken te bestormen. Vaak lukt dat niet en wijken ze uit naar andere plekken. Cru gezegd: een aantal van die mensen spoelt over een tijdje aan bij Lampedusa.

De dromen en discriminatie
In Tanger zit het mee. Daar zijn een aantal organisaties die zich inzetten voor de rechten van migranten en een daarvan wil met me praten.’s Avonds in de kleine straatjes van de havenstad stuit ik op een Senegalees restaurant waar vrijwel alle klanten illegaal zijn. Een aantal van hen wil wel praten over de mishandelingen, de discriminatie en de dromen.

De volgende ochtend rijd ik vroeg met een gedeelde taxi voor een euro of zes naar Ceuta, zo’n zestig kilometer ten oosten van Tanger. Zonder afspraken, zonder contacten. Ik zou aanvankelijk bij een Franse collega aanhaken die daar contacten heeft, maar hij stelde zijn reis naar Tanger uit nadat twee van zijn directe collega’s werden gedood in Mali.

‘Tres dangereux’
Het enige dat ik weet: ‘les migrants’ houden zich schuil in een bos nabij Ceuta van waaruit ze ’s avonds soms naar de hekken gaan om te proberen er overheen te klimmen. Langs de grens tref ik een man op een fiets; hij wijst me het bos waarvan hij “zeker weet” dat zich er migranten ophouden. Het bos biedt een goed zicht op de grens, dus het zou kunnen. “Tres dangereux”, waarschuwt hij.

Na een half uurtje zoeken kom ik wat herders tegen, en een paar lege hutten. Misschien van herders geweest, misschien hebben migranten er geslapen. Geen idee. Onderaan een helling tref ik een bewoonde hut.

Waar zijn de migranten?
‘Allo’. Een jonge Marokkaan steekt zijn hoofd om de hoek. Het is Rachid, 27 jaar. Hij woont al drie jaar op die plek met zijn drie honden. Hij herdert soms wat en dat is het. Migranten? Die ga ik hier niet vinden, zegt Rachid. De politie heeft het bos al een tijd terug leeg geveegd, ze zijn elders heen gegaan.

Weet Rachid toevallig waarheen? Bien sur weet hij dat. Hij wil wel even meelopen, het is drie kwartier landinwaarts te voet. Hij wijst een strook bos in de verte aan, op een helling: daar is het. Is het slim om met hem mee te lopen? Wie weet eigenlijk dat ik hier ben? Maar Rachid is enthousiast. Hij poetst zijn tanden en we gaan.

Geen doorkomen aan
Een half uur later staan we boven aan een dichtbegroeide helling. We dalen af, dwars door het struikgewas. Gortdroge takken; tegen de helling brandt vuilnis van de vuilstort. Ik struikel en rol een stukje de helling af. Ik vloek. “Tranquille”, zegt Rachid.

Verder door het struikgewas gaat niet; er is geen doorkomen aan. En als het ons al niet lukt, dan zitten er zeker geen honderden migranten hier. Onmogelijk. We gaan weer naar boven en zoeken een pad dat ik eerder zag.

Tussen de vliegen
We lopen langs omgevallen bomen, weer door struiken, tot we op een droge rivierbedding staan. Honderden vliegen zoemen er rond en vliegen met ons mee. Onder een paar struiken ligt rommel; het zouden kleren kunnen zijn van iemand die er geslapen heeft. We lopen de bedding af, richting Ceuta. Meer rommel, maar we zien niemand.

Ineens staat Rachid stil en luistert. Ik hoor nu ook iets, een blikje dat valt of zoiets. Rachid duwt een paar takken weg, en we zien een donkere jonge man in een zwarte broek staan. Hij kijkt ons geschrokken aan. Twee andere jongens komen uit een grot. Begeleid door een zwerm vliegen, het is er verzengend warm. Hier houden ze zich hele dagen schuil.

‘Het gaat niet goed met ons in ons hoofd’
Ik leg in het Frans uit waar ik voor kom. Twee jongens zeggen dat ze niet willen praten. “Het gaat niet goed met ons. In ons hoofd.” Wie weet er eigenlijk dat ik hier ben, in dit diepe dal, op die bedding? De derde jongen wil wel praten.

Na een kwartiertje gebaart hij dat Rachid en ik weg moeten gaan. Ik vraag of ik een foto mag maken. Dat mag. Ze poseren en ik leg maar niet uit dat dat eigenlijk niet de bedoeling is. Ik geef ze vijftig dirham. Ze vroegen er niet om. Ik voel me een beetje een parasiet.

Het verhaal heb ik nog niet verkocht.

Dit artikel verscheen eerder op de site van Rik Goverde onder de titel Op zoek naar migranten.

Rik Goverde werkte twaalf jaar voor het Brabants Dagblad, en probeert sinds 10 oktober een bestaan op te bouwen als freelancer in Marokko. Hij gaat er samenwerken met Sjoukje Rietbroek, die zich er vanaf november vestigt.

Volg het duo op Twitter: @RikGoverde en @Sjoukje1981

Vergelijkbare berichten