|

Marjon van Royen: ‘Journalistiek is bijna een hobby geworden’

“Sorry, ik moet nog even wakker worden, hoor. Ik heb vannacht tot laat nog een stukje zitten tikken over de wedstrijd.” En dus gaat er eerst even een cappuccino in. Na een epische afranseling van Brazilië in de halve finale van ‘hun’ WK, door Duitsland, is het natuurlijk ook niet gek dat Marjon van Royen (56), voormalig Latijns-Amerika correspondent van de NOS, met nog een beetje slaapzand in de ogen aan ons tafeltje gaat zitten.

Haar carrière als buitenlandjournalist begon bijna 35 jaar geleden in Italië voor de Groene Amsterdammer. Later ook voor de radio, de VPRO, VARA en GPD. Na tien jaar kwam ze terug naar Nederland, ging ze aan de slag voor het NRC Handelsblad en reisde ze op en neer naar Bosnië om daar de oorlog van de jaren negentig te verslaan. In 1996 werd ze voor het NRC correspondent in Latijns-Amerika en vestigde zich in Mexico-Stad. Vanuit haar positie als freelancer kwam ze bij de NOS terecht en versloeg ze vanaf 2005 het hele continent.

Brazilië tijdelijk ontvlucht
Sinds 1999 woont Van Royen in Rio de Janeiro, van waaruit ze ook vandaag de dag nog verslag doet. Verrassend dus, dat ze juist met het WK in Brazilië haar thuisstad is ontvlucht. “Expres”, verklaart ze. “Het is er nu veel te druk, iedere journalist zit daar nu, dus ik heb er eigenlijk weinig te zoeken.” En dat is tekenend voor de fase waarin ze nu zit; niet meer achter de waan van de dag aan. Een bevrijding en een gemis.

Op het moment schrijft Van Royen haar derde boek, dat over een jaar af moet zijn. Daarnaast staan er ook nog een aantal documentaires in Latijns-Amerika op de planning. “Ik heb nu tijd voor verhalen die ik toen niet kon maken. Verhalen die eruit móeten, maar daar ga ik nu natuurlijk nog niet teveel over vertellen.”

Idioot systeem
In januari 2013 moest Van Royen wijken voor het roulatiesysteem bij de NOS, wat correspondenten verplicht om elke vier jaar van standplaats te wisselen. Volgens haar een ‘idioot systeem’. “Wat je er vooral mee creëert, is onwetendheid. Dat is niet afstand bewaren, zoals het wordt omschreven, maar de cultuur niet kennen en de taal niet spreken. En dus sta je daar als een stuk onbenul, dat precies de vooroordelen uit Nederland herkauwt. Daar zit je er niet voor. De taak van een buitenlandjournalist is juist aan Nederland vertellen hoe het er in een ander land écht aan toe gaat.”

“En daar moet je een cultuur voor kennen. Na vier jaar begin je net een beetje je netwerk te vormen en dan moet je volgens dit systeem alweer weg. Ik weet ook niet hoe China werkt, maar ik kan me voorstellen dat als ik daar op dezelfde manier op autoriteiten afstap als ik in Brazilië doe, ik echt helemaal nergens kom. Het is geen ‘trucje’ dat je overal toe kunt passen, zoals sommige mensen denken. Iedere journalist heeft drie uitgangspunten nodig; nieuwsgierigheid, je vak beheersen en nederigheid tonen. En dat voelen de mensen die je spreekt aan. Het gaat automatisch verkeerd als je die drie dingen niet snapt en alleen maar bezig bent met je ‘trucjes’.”

Het buitenland is een soort kers op de taart, en Nederland denkt zelf het middelpunt van de wereld te zijn.

Volgens Van Royen spreekt dat sentiment boekdelen over hoe er vanuit Nederland over buitenlandjournalistiek wordt gedacht. “Het is niet meer belangrijk. Toen ik begon was Nederland zich ervan bewust dat het een klein landje was, waar niks interessants gebeurde, dus richtten we ons op het buitenland. Nu is het buitenland een soort kers op de taart en denkt Nederland zelf het middelpunt van de wereld te zijn. Dat heeft ervoor gezorgd dat nu elk buitenlandverhaal een Nederlands haakje moet hebben. Ik zie in de buitenlandjournalistiek steeds vaker interviews met Nederlanders in het buitenland, daar breekt mijn klomp echt van. Als het zo gaat, hoef je toch geen meer correspondenten te hebben?”

“Ik ben het duidelijk niet eens met de opvatting over journalistiek die op dit moment in Nederland heerst. Ik vind het zum kotzen om eerlijk te zijn. Verhalen moeten allemaal geanalyseerd woorden en in begrijpelijke taal worden uitgelegd. Maar ik mis de échte verhalen, vanuit het menselijke perspectief. Een persoon die met passie verteld over wat hem of haar is overkomen, blijft veel meer hangen dan een verklaring van een analyticus. En er zijn meer mensen die die diepgang missen. Het publiek is er dus wel, maar het aanbod nu alleen niet. Dat trekt dan waarschijnlijk wel weer aan, maar op het moment is het is een droeve tijd voor de journalistiek.”

Armer en keihard
Dat zit hem met name in de nieuwe manier van freelancen, want ook Van Royen moet sinds haar vertrek bij de NOS geloven aan het ‘journalistiek ondernemen’. “Mijn bestaan is nu veel armer en keihard. Ik ben een journalist, geen handelaar in mezelf. Wat dat betreft ben ik dus enorm verwend, omdat ik dat nooit eerder heb hoeven doen. Vanaf mijn 23e werden de artikelen uit mijn handen gegrist en kon ik de verhalen maken die ik wilde. Laat ik wel wezen; ik heb er met volle teugen van genoten, maar die tijd is echt voorbij.”

“Het lastigste vind ik nog het feit dat je eigenlijk geen journalistiek meer bedrijft. Journalistiek is voor mij dat je iets gaat uitzoeken, maar tegenwoordig wordt er andersom gewerkt; je kunt alleen een verhaal pitchen waarvan het resultaat bij voorbaat al vaststaat. Het gebrek aan geld legt zo ontzettend veel druk op ons vak. Ik kan er zelfs mijn brood niet meer mee verdienen. Ik ben er in januari nota bene een Bed & Breakfast bij begonnen. Daardoor kan ik weer wat rustiger ademhalen en meer dingen maken die ik interessant vind.”

“Het echte journalistieke werk doe ik nu dus bijna alleen nog maar uit idealisme. Als je het vak zou meten aan de betaling die je ervoor krijgt, is het namelijk niet meer serieus te nemen. Ik verdien nu per item of artikel de helft tot een kwart van wat ik verdiende toen ik een beginnend journalistje was. Kun je nagaan, het is bijna een hobby geworden!”

‘Troublemaker’
De hele overgang van vaste Latijns-Amerika correspondent naar freelancer is voor Van Royen überhaupt een hobbelige geweest. Met haar openlijke kritiek op het roulatiesysteem van de NOS maakte ze niet direct nieuwe vrienden. “Bij de mensen in het journalistieke wereldje sta ik nu wel te boek als de troublemaker. Maar het heeft er ook voor gezorgd dat ze daar weten wie ik ben.”

“Mensen op straat zien dat gelukkig anders. Een medepassagier in de trein steekt een duim naar me op of een willekeurige marktvrouw spreekt me aan, omdat ze me herkent. Dat is bemoedigend, maar tegelijkertijd word ik er ook droevig van, want voor die mensen kan ik niks meer doen. Met het werk dat ik nu doe, bereik ik de massa niet meer en daar deed ik het eigenlijk voor; iedereen een kijkje geven in de levens van andere mensen in een andere cultuur. Dat is voor mij wel het grootste gemis, want die lezen de Groene Amsterdammer of De Correspondent niet.”

Positieve dingen
Maar de koek is nog niet helemaal op, en zelfs de zelfbenoemde ’troublemaker’ ziet nog een lichtpuntje voor de toekomst. “Als je mij twee jaar geleden had gevraagd of ik dacht dat het ooit nog goed zou komen met de journalistiek, zou ik hebben gezegd: ‘nooit’. Maar ik zie nu wel weer positieve dingen gebeuren en is er meer interesse voor andere mensen ontstaan. In de buitenlandjournalistiek draait het ook niet meer om de specialisatie in een regio of land, maar van een thema. En daar kun je de wereld weer mee rond.”

Vergelijkbare berichten