|

Verloren emails en voicemails

“Dit is het nummer van [x]. Spreek je naam en je nummer in na de bliep en ik kom bij je terug”. Een zin waarmee interviews hier in de Verenigde Staten weleens eindigen. Ik hoor de PR-mensen, woordvoerders vaak al denken: ‘Hank Kliss? Working for whom? Dutch… isn’t that in Germany? Forget it’.

Vooral in het begin is dat frustrerend. Dat mailtjes onbeantwoord blijven, telefoons niet opgenomen worden of op voicemails niet gereageerd wordt door de mensen die je soms juist zo hard nodig hebt om je verhalen te maken. Het hoort er natuurlijk bij als journalist. Ook in Nederland. Maar het valt me hier in de Verenigde Staten op dat er vaak een paar extra lagen woordvoering zitten tussen journalisten en organisaties. Iets wat me door andere correspondenten ook al eerder verteld werd. ‘Je went eraan om niet voor The New York Times te werken maar voor een onbekende Nederlandse krant’.

Uitdaging
Dat maakt elk contact met grote en vaak logge organisaties zoals The Washington Post, de gemeente of afdelingen binnen de Verenigde Naties een uitdaging. Want in Nederland kreeg ik niet elke dag de kans om mijn journalistieke trukendoos op deze manier open te trekken. Je leert hier nog beter bluffen (“I’m working for [X] comparable to the New Yorker/ The New York Times / People magazine”), mensen charmeren (“It looks so interesting”/ “had such a good time last time…”) maar ook veel beter onderhandelen en brutaal zijn als het moet.

En dat gaat met stappen en wisselend resultaat. Ik weet nog dat ik in de eerste week in New York enigszins hakkelend een woordvoerder van de burgemeester aan de lijn kreeg, die me meteen afkapte en zei: ‘mail me anders’. Het verhaal kwam er, maar ik wacht nog steeds op antwoord op mijn mails.

Die verloren mails en voicemails zijn goede lessen. De aanhouder wint – vaak – maar het kost je wat belminuten.

Vergelijkbare berichten