‘Als je maar bier kunt bestellen, meer hoef je niet te weten’
Je hebt weleens van die momenten dat je denkt dat je in een parallel universum terecht bent gekomen. Zo’n situatie waarin iets waarvan jij denkt dat het de normaalste zaak van de wereld is, door de rest van het gezelschap uitermate vreemd wordt gevonden.
Ik zit in mijn stamkroeg in Caïro als zich precies zo’n moment voordoet. Je zou het bijna een ‘journalistenborrel’ kunnen noemen, want van de tien mensen aan onze tafel, werken er zeven in de journalistiek. Ik haak vroeg af. Iedereen is uiteraard nieuwsgierig waarom (want: journalisten). “Ik begin morgen weer met taalles”, leg ik uit. “En ik wil fris en scherp voor de dag komen.”
Mijn concullega’s beginnen zo ongeveer in koor keihard te lachen. “Taalles? Nou ja! Waarom zou je daar tijd en geld in steken? Voor een appel en een ei regel je een vertaler! Net zo makkelijk!”, klinkt het.
Vertaler
Ik sta even met mijn oren te klapperen. Ik dacht dat ik met intelligente mensen aan tafel had gezeten. Er zitten journalisten om me heen die voor gerenommeerde publicaties werken. “Ik woon hier. Ik heb toch niet vierentwintig uur per dag een vertaler in mijn broekzak zitten die overal het woord voor me kan doen?”
“Ach, als je maar weet hoe je bier en shoarma moet bestellen, dan kom je een heel eind”, weet een verslaggever van een Amerikaans medium. Ok, dat kan ik na tweeënhalf jaar wel. De taxi vertellen waar hij heen moet en bij de tandarts uitleggen waar het zeer doet ook. Zelfs interviews gaan meestal wel, als het allemaal niet al te duur taalgebruik is.
Maar dat vind ik niet voldoende. Ik wil de televisie aan kunnen zetten en begrijpen waar het over gaat. Beter kunnen luistervinken bij de gesprekjes in de supermarkt en de groentenboer. Slap ouwehoeren met de jongens van de broodjeszaak om de hoek. Maar vooral: fatsoenlijk iets terug kunnen zeggen.
Stotteren
Mijn kennis van het Arabisch is voornamelijk passief. Dankzij een universitaire studie Arabisch begrijp ik heel veel, maar zodra ik zelf een grammaticaal correcte zin van enig niveau moet formuleren sta ik te stotteren en schakel ik als het even kan over op Engels. Of desnoods Frans.
Als ik nieuwe Egyptische vrienden leer kennen begrijpen ze daar in eerste instantie niks van. Dan zitten ze midden in een discussie en stel ik daar opeens een vraag over. “Oh, dat hele gesprek kon je volgen? Waarom stel je je vraag dan in het Engels?” Ik ben het antwoord ‘omdat ik geen fatsoenlijke zin kan formuleren’ inmiddels beu. Bovendien gaan de zaken de laatste tijd best goed, dus nu ik wat geld over heb wil ik graag investeren in mijn Arabische taalvaardigheid.
Nerd
Dat vinden mijn tafelgenoten al helemaal een bizar idee. Investeren in je talenkennis. Een Duitse journalist spreekt het uit alsof het een vies woord is. “Investeren doe je in een nieuwe laptop of camera”, vindt hij. “Of in een goede vertaler of fixer”, voegt een Engelse collega toe. Het doet me denken aan de middelbare school, waar het niet cool was om goed je best te doen en hoge cijfers te halen, want dan was je een nerd.
Ik krijg ze niet uitgelegd dat het veel scheelt als je ergens binnenkomt voor een interview en je het beginpraatje (‘hoi, ik ben die en die, schrijf voor zus en zo, en wilde graag het volgende vragen’) in de taal van de geïnterviewde kunt doen. Dan zijn mensen gelijk een stuk meer op hun gemak en daarmee opener, weet ik uit ervaring. “Ik lach altijd extra vriendelijk, helpt ook”, meent een Italiaanse verslaggeefster.
Lastig
Ergens snap ik het wel. Arabisch is een lastige taal, dat leer je niet in drie maanden. Het Egyptisch dialect is dan weer een stuk simpeler, maar evengoed heb je dat niet binnen een vloek en een zucht onder de knie. Alleen al omdat er voor de meeste Westerlingen klanken inzitten waar ze niet bekend mee zijn.
“Ik vind het de moeite niet”, zegt een eindredacteur van een persbureau. “Arabisch is te moeilijk om als buitenstaander ooit vloeiend te kunnen spreken, dus ik ga mijn tijd er niet in steken.” Ik begin er niet eens aan om uit te leggen dat je een taal niet vloeiend hoeft te kunnen spreken om er profijt van te kunnen hebben. Ik zeg ook maar niet dat ik hun houding eerlijk gezegd nogal lui en onprofessioneel vind. Dit zijn stuk voor stuk mensen die hier al lange tijd zitten. Dan kun je toch op zijn minst de moeite nemen de taal een beetje te leren? Meer dan ‘een biertje, alsjeblieft’. Zeker als je werk grotendeels bestaat uit communiceren met de lokale bevolking.
Vergoeding
De meeste van deze journalisten krijgen maandelijks een vergoeding voor hun vertaler, of kunnen deze opvoeren als onkosten. Ik als freelancer niet, dus voor mij is beter de taal spreken een besparing. Eentje die zich hopelijk in de toekomst uitbetaalt in meer geld voor bier en goed eten. Al ga ik dan denk ik wel aan een ander tafeltje zitten dan bij deze club journalisten.