Afrika-correspondenten over ‘circusverhalen’ en de vervloekte Nederlandse link
‘Afrika, dat verkoopt toch niet?’ Die vraag sluimert in mijn achterhoofd als ik tegenover correspondenten in Nairobi en Kampala zit. In de interviews die ik bij ze afneem ondervraag ik hen over hun werk en ook hier zoemt deze vraag, onuitgesproken, op de achtergrond. Indirect wordt de vraag door sommigen bevestigd – anderen leggen uit dat het vooral een kwestie is van het zoeken naar die gewraakte ‘Nederlandse link’.
Maar is die link in Afrika dan zo lastig te vinden? Wat is er eigenlijk zo aantrekkelijk aan Afrika, dat de meeste correspondenten er al jaren zitten en hun standplaats nog lang niet willen verlaten? En wat zegt dit over de toekomst van de buitenlandjournalistiek vanuit Afrika?
Sombere toekomst?
Om met die laatste vraag te beginnen: Het lijkt erop dat de correspondenten, ondanks dat ze zelf nog lang niet weg willen, niet zoveel vertrouwen hebben in de toekomst van hun vak. “Wij zijn de laatste der Mohikanen,” aldus een van hen. Een aantal anderen waarschuwt: “Als je al correspondent wilt worden, ga niet naar Afrika!”
De meeste correspondenten lijken het erover eens dat hun opvolgers, als die er al zullen zijn, waarschijnlijk niet meer van het correspondentschap zullen rondkomen. Wat opvallend is: juist de correspondenten die pas een paar jaar werkzaam zijn in Oost Afrika, zijn wat optimistischer gestemd. Zij lijken ervan overtuigd dat ze met de nodige verkooptechnieken en een strategische plan van aanpak nog een prima boterham kunnen verdienen met hun journalistieke werk.
Circusverhalen
De ‘circusverhalen’, zoals ze door een van de correspondenten worden genoemd, die verkopen nog wel. Een vliegtuig vol buitenlandse correspondenten (het circus) die de Fransen verwelkomen in de woestijn van Mali, om vervolgens via de Centraal Afrikaanse Republiek door te vliegen naar de begrafenis van Nelson Mandela in Zuid Afrika: zij aan zij beschrijven ze de grote gebeurtenissen die in het verre Nederland de krantenkoppen voor even zullen beheersen. Je zou het misschien zelfs ‘moetjes’ kunnen noemen, want je kunt het als krant niet maken om geen verslag te doen van die grote onderwerpen.
[pullquote align=”right”]’Circusverhalen verkopen beter dan producties die de eigen identiteit als Afrika-correspondent laten zien'[/pullquote]Het onderscheid tussen de correspondenten wordt gemaakt in de verhalen, die ze tussendoor kunnen doen: de reportages, de verhalen achter het nieuws. Daar halen ze ook de meeste voldoening uit en kunnen ze hun eigen identiteit als Afrika-correspondent laten zien. Maar juist die verhalen worden steeds lastiger te verkopen, helemaal als net zo’n circusverhaal de headlines heeft gedomineerd. Want als de Keniase hoofdstad Nairobi net weken in het nieuws is geweest omdat er een aanslag is gepleegd, wie wil dan lezen over de beperkingen van de persvrijheid in dat land?
Die vervloekte Nederlandse link
En ja, die Nederlandse link. Het fenomeen wordt, zo is mijn indruk, regelmatig vervloekt door de correspondenten. Het is de vraag of er door de redactie specifiek naar wordt gevraagd, of dat de correspondenten het zelf merken bij het pitchen van ideeën. In ieder geval wordt een verhaal sneller verkocht als er een expliciete link met Nederland in zit. “Dan wil je verslag doen van een ramp, een verhaal dat volgens jou absoluut verteld moet worden, en dan moet je op zoek naar die ene Nederlandse vrijwilliger die er noodhulp biedt,” verzucht een van de correspondenten.
“De navelstaarderij lijkt alleen maar toe te nemen”, vindt een ander. Afrika is volgens hen niet het enige continent waar de buitenlandcorrespondenten zo expliciet op zoek moeten naar die ene Nederlander. De vraag blijft natuurlijk of die trend ook door het publiek zo wordt ervaren: loopt de interesse in buitenlands nieuws bij hen inderdaad terug?
Misverstanden
[pullquote align=”right”]”Wil je verslag doen van een ramp, dan moet je op zoek naar die ene Nederlandse vrijwilliger die er noodhulp biedt.”[/pullquote]Maar niet alleen de kleiner wordende hoeveelheid werk die voor handen is maakt het leven van een Afrika-correspondent zwaar. Terwijl de inkomsten teruglopen, lopen de kosten voor hen alleen maar op. Een hardnekkig misverstand over Afrika is dat het leven er goedkoop is.
In de gesprekken met de correspondenten wordt al snel duidelijk dat zij veel last hebben van de alsmaar stijgende kosten van hun levensonderhoud. De huur van een simpel appartement kan zomaar verdubbelen: wettelijk vastgelegde grenzen aan huurprijsstijging kent men niet in Nairobi. Ook het vele reizen door de regio drukt zwaar op het budget: een retourtje Mali, toch wel een van de places to be op dit moment, kost vanuit Nairobi al snel zo’n elfhonderd euro. En dan zijn de afstanden in de verschillende landen ook nog eens enorm groot, waardoor de kosten van een huurauto ook opgehoest moeten worden. Tegelijkertijd lopen de inkomsten van correspondenten terug en merken met name de freelancers dat er steeds vaker wordt geprobeerd artikelen gratis of voor een schijntje geschreven te krijgen.
Liefde overwint alles
Dat klinkt allemaal niet erg rooskleurig. Toch denken de meeste correspondenten in Oost Afrika er niet aan het bijltje erbij neer te gooien. Het voorstel om, als het echt niet meer lukt, maar weer naar Nederland te gaan, wordt resoluut van tafel geveegd. Het klinkt een beetje cliché, maar stuk voor stuk zijn ze, om het romantisch te verpakken, verliefd geworden op het land waar ze wonen en de mensen en de regio waarover ze verslag doen.
En misschien is het juist daarom dat de Afrika-correspondenten voorlopig nog niet zullen verdwijnen: er zullen altijd nieuwe liefdes opbloeien, nieuwe fascinaties ontstaan en vooral ook hongerige avonturiers opstaan die gek zijn op het continent, de buitenlandjournalistiek en de vrijheden van het bestaan als buitenlandcorrespondent.